maandag 25 juni 2007

The Dopecircus goes london part..4

De bergen in de Tour de France 2007.

De tour trekt dit jaar eerst door de alpen en daarna volgen de pyreneën.

De alpen:

De eerste alpenetappe gaat over verschillende cols die nauwelijks tot zelfs nooit eerder aangedaan zijn in de Tour de France.
Men moet daarin over de Cormet de Roselend, Montee de Hauteville en een slotklim naar het skioord Tignes.

Die laatste twee cols hebben geen historie in de tour en ondanks het feit dat de Cormet de Roselend in het verleden al vaker bedwongen werd heeft hij weinig spektakel opgeleverd, of het moet de tour van 1996 zijn.
Stephané Heulot moest in zijn gele trui op de top afstappen met een knieblessure, terwijl in de afdaling Johan Bruyneel het ravijn inschoot, maar er zelf uit kon klimmen.

Een alpenrit later worden de twee daken der tour 2007 aangedaan.

Col D'Iseran en Col Du Galibier

Col D'Iseran is de hoogste pas in de Franse alpen, de klim zit weliswaar helemaal aan het begin van de etappe maar een klim naar bijna 2800 ijle meters hoogte is erg lastig.


Col d'Iseran.


De Galibier ligt later in de rit.
Na de beklimming van de Galibier volgt een lange afdaling.
Dus een echte scherprechter gaat hij niet worden, tenzij het rotweer is, zoals in 1998 toen Marco Pantani een beslissende aanval plaatste en Jan Ullrich in de achtervolging verkleumde.



De Pyreneën

Op zondag 22 juli krijgen we de eerste rit in de pyreneën.
Een rit naar twee jonge tourklimmen: Port de Pailheres en Plateau de Beille.

De Pailheres is geen kleine jongen, maar geschiedenis moet er nog op geschreven worden, ook Plateau de Beille heeft nog maar weinig touraankomsten mee mogen maken.

Ook hier liet Marco Pantani zijn (niet geheel frisse) klimkunsten zien en daarna was Plateau de Beille in 2002 en 2004 het toneel van Lance Armstrong die de laatste ijdele hoop van zijn concurrentie wegvaagde op deze klim.






Een dag later een klassieke pyreneënrit: over cols als de Port, Portet d'Aspet (waar nog steeds teruggedacht wordt aan de fatale val van Fabio Casartelli).
Ook de Col Menté die na de Portet d'Aspet komt heeft een historie qua valpartijen: Luis Ocana ging in volle strijd hier in de gele trui tegen de vlakte en was out.
De koers gaat verder over de Port de Bales (hors categorie) en de Peyresourde.


Port de Bales, een groentje in de Tour

En om het af te maken: de laatste bergetappe.
De renners gaan dan via de Larrau en Alto Laza (twee cols net over de spaanse grens) richting de Col de Pierre st. Martin en in de finale de Marie Blanque.
Als uitsmijter is er nog een pittige slotbeklimming van de Aubisque, de finish ligt drie kilomter onder de top in het dorpje Gourette.

De Marie Blanque is een lastig klimmetje en werd in 1992 al in de tweede etappe opgenomen.
Er werd voluit gekoerst met de toppers, maar een kopgroep met daarin ene Richard Virenque bleef de favorieten voor, waardoor de fransman een dagje de gele trui droeg, waarna gelijk een andere monsterontsnapping hem uit het geel hielp.

Maar de Aubisque is rijker aan verhalen, met ongetwijfeld de sterkste van de Pontiac dragende Wim van Est, die 70 meter diep in het ravijn viel.
Hij kon echter ongedeerd naar boven worden getakeld met een provisorisch lint van fietsbanden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten