Nog een ruime maand zijn we verwijderd van dé voorjaarsrittenkoers van Frankrijk: Parijs - Nice.
Nu is er dan ook al koers met de Ster van Bessèges, maar dat is het leuke en kleine voorwerk voor het echte voorjaar.
In Parijs - Nice zit doorgaans een laatste weekend met twee etappes door de bergachtige omgeving van de Franse Riviera, met vaak wel dezelfde beklimmingen: La Turbie bij Monaco, Col d'Eze bij Nice en de Tanneron in de buurt van Cannes.
Wat de Tanneron zo speciaal maakt is niet zozeer de beklimming, want deze is heel doorsnee: 5,2 % gemiddeld met uitschieters naar 6 % en de lengte waarover geklommen wordt is voor de punchers goed te doen: 5,5 kilometer.
Dit is een soort Poggio, maar dan iets langer en steiler, maar dan naar beneden en daar begint het gedenkwaardige aan deze puist.
De Poggio heeft ook een aantal bochten, maar is niets vergeleken met de Tanneron!
In ongeveer 3 kilometer dalen zijn een slordige 70 bochten te nemen, wat neerkomt op een achtbaan waarin je zelf moet sturen.
Dit ervoer de jonge Robert Gesink dan ook aan den lijve tijdens de laatste keer Tanneron in 2008: hij verloor in deze afdaling zijn gele trui aan Davide Rebellin toen hij verkrampte in de afdaling en ook nog eens schrok van een valpartij van niemand anders dan Fränk Schleck.
Waar vaak een klim als scherprechter geldt was het hier dus vaker de afdaling (al dan niet in combinatie met een sprong bergop) waarin een etappe beslist werd.
Uiteraard lagen er ook iedere keer wel een paar renners naast de fiets, maar zware ongelukken bleven gelukkig uit.
Na 2008 is de col dus niet meer opgenomen in het parcours en of het komt omdat de organisatie toch vreesde voor ongelukken, of dat het komt door het experimenteren met andere elementen, zoals dit jaar de klimtijdrit op de Col d'eze?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten