Valpartijen zijn niet altijd te voorspellen, maar in negen van de tien gevallen weet je wanneer de kans groot is dat er wordt gevallen.
De toplocaties zijn:
- Rond de laatste drie kilometer, wanneer het gewurm voor de beste plek in de sprint in de knoei komt met de klassementsrenners die nog voorin zitten en er eigenlijk niet horen.
- De sprint zelf.
- In heuvelritten in de eerste week van een grote ronde (met name de Tour), wanneer de heuvels komen, de wegen smaller worden en de zenuwpezen allemaal zoeken en wringen voor de beste plekken.
- Wanneer het begint te regenen, liefst een rotonde of andere bocht.
- In klassiekers in de stroken voordat een belangrijke heuvelzone of kasseistrook de strijd zal doen losbarsten, maar er nog een groot peloton over is.
Naast de toplocaties zijn er uiteraard plekken te over om het asfalt te proeven, maar we houden het stukje niet te lang.
Bij de valpartijen kom je geregeld dezelfde mannen tegen, die door gebrek aan stuurmanskunst, een steekje los, of gewoon een neus voor het ongeluk veelvuldig aan de verkeerde kant van de fiets belanden.
Voorbeelden te over: zo zien we Tyler Farrar regelmatig stuiteren (nu al twee dagen op rij en ook de Giro reed hij niet uit door een val. Ook in eerdere wedstrijden lag Tyler er regelmatig bij).
Frank Schleck begon de reputatie van notoire valler op te bouwen na enkele spectaculaire klappers op vaak beslissende momenten, maar blijft de laatste tijd vaak wel op zijn fiets.
Mauricio Soler was een renner die het stereotype Colombiaan van de jaren '80 deed herbeleven met zijn vele staaltjes van stuurlosheid, tot een vreselijke val het einde van zijn loopbaan betekende.
In de jaren '90 hadden we dan weer Alex Zülle die nog meer horizontaal ging dan de gemiddelde "madam" en zo is het ook niet moeilijk te raden waarom hij in 1999 de Tour aan Armstrong verloor.
Hoewel: ook zonder val had hij het waarschijnlijk niet gered, maar het was wellicht de niptste zege van Lance geworden.
Daarnaast heb je ook de kamikazepiloten die je het liefst in je wiel houdt als sprinter of sprintaantrekker zijnde, denkende aan mafkezen als Graeme Brown en Julian Dean.
Ook renners met het lichaam van een gespierde spijker die bij vrijwel elke val iets breken kunnen (onterecht) een slechte reputatie opbouwen, zie Gesink, VandeVelde en Gerben Löwik die bij vrijwel elke val ook meteen in het gips en/of de schroeven en pinnen gezet kunnen worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten